31 mei 2008

Een trip naar de zoutvlaktes


Veilig en wel aangekomen in Uyuni gaan we op zoek naar een "reisbureau" dat onze 3-daagse trip naar de zoutvlaktes en omgeving kan regelen, ééntje vinden is het probleem niet, er zijn er meer dan 60, het juiste vinden blijkt niet zo simpel dus gokken we er maar op los. De volgende staan we op het afgesproken moment klaar om onze reisgenoten en jeep te aanschouwen. Het blijkt een bont gezelschap, een Noors-Australische koppel, een set halfgare Texanen en een Japanner met vervroegde midlife crisis die liever Amerikaan zou zijn. Het obligate uur te laat zetten we met onze voorzichtige Boliviaanse chauffeur Ricardo aan het stuur koers richting vlakte.
De eerste dag staat inderdaad geheel in het teken van zout, zoutwinning, een illegaal zouthotel en zoutvlakte overal waar je kan kijken. Het is op zich al indrukwekkend dat je een hele dag kan doorrijden zonder van het witte vlak af te geraken. Erik haalt zijn hart op aan de fotomogelijkheden die zoveel wit bieden.
De twee dag brengt ons van de zoutvalkte af de Andes in richting Chileense grens, eindeloze glooiende heuvels (op 4000m en meer) met hier en daar een bergpiek, worden onderbroken door meren in alle kleuren. Er is er een blauw, een groen en een veelkleurig. In welke richting we ons ook bewegen het landschap blijkt altijd anders maar altijd even vreemd. Vulkanen, eigenaardige rotsformaties en vicuñas (soort kleine llama) vullen de rest van de dag.



De derde dag starten we bij zonsopgang met een bezoek aan de geisers en daarna een warmbadje buiten, weerom natuurlijk warm water, deze keer is de lokatie wel degelijk de moeite en uniek. Wie kan zeggen dat hij buiten gaan zwemmen is bij een temperatuur waarbij je bikini of zwembroek onmiddellijk bevriest wanneer ze moet drogen? De rest van de dag staat in het teken van de terugtocht naar Uyuni. We komen nog langs een aantal slapende stoffige dorpjes op uren van de bewoonde wereld en vragen ons af waar deze mensen van leven.

Klaar voor Bolivie



Ter voorbereiding van onze Boliviaanse treinreis zetten we koers naar de grens. Omdat de accomodatie aan de deze kant zogezegd beter is slapen we nog één nachtje op Argentijnse bodem (3400m hoog). Behalve een uiterst boeiende paardenkampioenschap waarbij de stoelendans tot grotere hoogten wordt verheven en er tussen plastiek stoelen moet gereden worden is er in La Quiaca niks te doen. We steken dus met toestemming even illegaal de grens over voor het kopen van tickets en springen in het naburige Boliviaanse Villazon ´s avonds, nu wel legaal, op de trein richting Uyuni, the place to be voor zoutfanaten.

Naar Tilcara



Onze laatste stedelijke stop in Argentinie is Jujuy, de hoofdstad van de noordelijke provincie maar dan ook niets meer dan een provinciestadje. Behalve het afhandelen van wat administratieve zaken en een, volgense onze lonely planet, niet te missen bezoek aan de plaatselijke termen is er dan ook niet veel te doen. Niet te missen bleek bij aankomst niet geheel lichtjes maar zelfs zwaar overdreven. Een betonnen barak en een blauw zwembad met, weliswaar natuurlijk, warm water. Het moet gezegd, het uitzicht op de omringende valei en bergtoppen was mooi. De foto toont de Argentijnse reactie op de match Chelsea-Manchester United (denk ik), voor elke winkel met een TV stond een grote groep mannen, die zich volop lieten gaan als er gescoord werd, grappig en typisch.



Voor we Argentinie definitief verlaten maken we nog een tussenstop in Tilcara, een klein stadje/dorp op 2700m hoogte, kwestie van geleidelijk te stijgen en geen hoogteziekte te krijgen. Het dorp is voornamelijk stoffig en ingedommeld maar de omgeving is prachtig en we zijn hier net in de aanloop naar de "Dia del libertador", een soort van nationale feestdag die de nationale feestdag niet is maar wel hopen Argentijnse vlaggen in het straatbeeld doet verschijnen, schoolsportwedstrijden genereert en hele volksdansbewegingen op de been brengt. Als echte Argentijnen slurpen we mee van de gemeenschappelijke pot maté en verbranden professioneel onze tong. Een bezoek aan de Cerro de 7 colores kan hier niet ontbreken. Hoewel bij onze telling maar tot 5 kleuren komen is het toch indrukwekkend, een rotsmassief dat varieert van fel rood over paars en groen naar zwart. De foto´s spreken voor zich. Niet alleen de gekleurde rotsen zijn de moeite, een wandeling in één van de twee valeien die Tilcara van water voorziet brengt ons door een dor landschap met hier en daar een cactus aan de keel van de Duivel, stijle rotsen waar het water meters lager tussen door gutst en we nog eens beseffen hoe groot en woest de Andes (hier de uitlopers) wel is, wonderbaarlijk genoeg lopen ook hier nog paden hoger en verder en vermoeden we dus dat ook verderop nog nederzettingen zijn. Onderweg ontdekken we nog de mogelijkheid om soep te koken met zonnewarmte. Een parabolische schotel bekleed met spiegelende panelen brengt alle warmte samen in het brandpunt waar je je soeppot plaats. Op minder dan geen tijd is het eten klaar, zeer efficient en gemakkelijk ter plaatse te construeren.

22 mei 2008

Cafayate en Quilmes


Na een kort bezoek aan Salta, waar zoals de toeristische info zegt, veel mooie kerken staan, maar voor de rest op zondag voormiddag niet veel te doen is, vervolgen we onze tocht naar Cafayate. De regio rond dit stadje is bekend om zijn gekleurde rotsen maar aangezien we die vanachter het busraampje al hebben kunnen bewonderen besluiten we onze tijd aan andere dingen te besteden. Cafayate zelf is klein en heel veilig, haast iedereen rijdt met de fiets of de brommer en fietsen worden nooit op slot gezet. Niet zo verwonderlijk, als je hier een fiets steelt moet je je er ver mee uit de voeten maken om niet meer op te vallen. de volledige omgeving zijn rode rotsen met groene cactussen, uitzonderlijk afgewisseld met een verdwaalde populier in gele herfstkleur. Beetje eigenaardig voor ons, bomen in herftmode bij 27 graden. Een wandeling in de omgeving leert ons dat kinderen hier nog te voet naar school gaan, waarbij een wandeling van een uur naar hun huis tegen een bergwand niet eigenaardig is. Ook wij klimmen langs een rivier naar boven met als doel een waterval, helaas het snel invallen van de duisternis doet ons vervroegd terugkeren. Moest iemand je ooit wijsmaken dat de wijn van dit deel van Argentinie de moeite is, proef dan maar twee keer alvorens het te geloven. Een gratis wijnexcursie liet ons er een aantal proeven en geen van allen was de moeite.
Wel de moeite waren de ruines van Quilmes. Niet overdreven frequent bezocht, krijg je hier nog een bijna volledige oorlogsnederzetting van de Quilmes, een bevolkingsgroep van nog voor de Incas, die ook de Spanjaarden behoorlijk lang de duvel heeft aangedaan, 400 jaar om precies te zijn, tot de laatste dan toch maar naar Buenos Aires werden getransporteerd. Er zijn vragen te stellen bij de manier van bezoeken (je mag overal gewoon op en onder en tussen lopen) maar het is wel eens leuk om niet alleen van op afstand te kijken.

21 mei 2008

Chaco

Chaco is de provincie in Argintinië die naast Parguay ligt en tevens de naam voor het type landschap dat daar en in de omliggende provincies is terug te vinden. We gebruikten Resistencia als springplank om het nationaal park Chaco te bezoeken. Om daar te geraken moet een mens naar het wereldberoemde dorp "Capitan Solari" waar op één man na (waarschijnlijk Capitan Solari) nog nooit een mens geweest is. De inboorlingen beoefenen Paraguays nationale sport, het zitten, en verder wordt de stilte enkel doorbroken door de plastic items verkoper en de bus die dit handelscentrum met de rest van de wereld verbindt.
Het nationaal park daarentegen, is uitgerust met alle snufjes die een Europees nationaal park in de verlegenheid zouden brengen: gratis camping met drinkwater en warme douche, bezoekerscentrum, brochures, huurfietsen (weliswaar met platte banden),... Behalve een heel leger parkwachters, geen mens te bekennen. De betere vogelliefhebber kan hier ongetwijfeld zijn hart ophalen, wij genoten meer van het ruime aanbod aan muggen en mieren, maar kom een mens mag niet klagen.

14 mei 2008

Asuncion


Vanuit Encarnacion, onze uitvalsbasis voor de missies, zetten we koers richting hoofdstad. Paraguay is armer dan Argentinië maar zeer landelijk en onbezocht wat ons op de meeste plaatsen toch een veilig gevoel geeft. De bus rijdt 5 uur door niet veel anders dan velden met uitgesmeerde woningkjes.

Eens in Asuncion verandert dat natuurlijk. Asuncion ligt vlak bij de Argentijnse grens wat het tot een goedkope citytrip bestemming maakt voor Argentijnen. Veel winkels dus en handelaars die ons vanalles willen aansmeren (gelukkig niet te opdringerig). Wie heeft er tenslotte geen nieuwe gasvuur aansteker, rekenmachine of wandelend roos hondje nodig? Het doet wat vreemd aan om rozen te zien verkopen door Zuid-Amerikanen: waar zijn die Pakistanen opeens?

Bij het binnenrijden van Asuncion verwachtten we sloppenwijken, maar er was niets te zien. De volgende dag tijdens de stadswandeling werd ons duidelijk waarom: hier ligt de sloppenwijk rond het "casa de govierno", questie van de prioriteiten tijdens een vergadering niet te vergeten waarschijnlijk.

De stadbussen in Paraguay, en vooral hun chauffeurs, hebben allemaal de cursus offensief rijden gevolgd, wat best amusant is: inhalen op enkele rijvaksbanen, met volle gas door oranje licht vlammen, bochten afsnijden en hier en daar een medeweggebruiker de weg afduwen, het kan hier allemaal. Niet dat de bussen hier van recente makelij zijn of getuigen van extensief onderhoud; de goede oude Mercedes bussen van een goeie 40 jaar oud trekken goed genoeg op.


Missiones


Lang geleden, aan het begin van de 18de eeuw , in landen ver van Europa, nl. Brazilie, Argentinie en Paraguay, waren er eens paters der Jezuieten die missieposten begonnen. Hiervan zijn op verscheidene plaatsen ruines bewaard gebleven. Wij bezochten twee sites in Paraguay, Trinidad en Jesus, beter bewaard en minder toeristisch dan de Argentijnse. Gooi het traditionele idee van een missiepost (hutjes in het stof met hooguit een degelijk uitziend kerkje) maar overboord want deze Jezuieten bouwden hele dorpen. Een traditionele missie omvatte woningen voor te bekere Indianen met het formaat van een kleine sociale woning, woningen voor de paters, een abdij en een kerk om het gemiddelde Vlaams dorp jaloers op te maken. Dit alles opgebouwd in natuursteen, inclusief gebeeldhoude ornamenten en gaanderijen voor de nodige koelte. Wij waren onder de indruk. Jammer genoeg besliste de Spaanse (en Portugese) kroon dat de machten van de paters wat groot werd en haalden ze ze er weg. De missies werden vervloekt en niemand wilde er meer wonen. Gevolg: de naburige dorpen waren voor de volgende eeuwen van bouwstenen voorzien en de missies verlaten tot ze begin jaren 90 door de UNESCO werden opgevist als werelderfgoed.

11 mei 2008

Een waterval


Dat is waar we naar gingen kijken in Foz do Iguazu, de stad die in Brazilie bij een groot stel watervallen ligt op het drie landen punt. Het water valt er naar beneden op 257 plaatsen over een breedte van 2.7 km, spreken van een douche ... De watervallen van Coo leken hiertegen toch een beetje overroepen.
Verder zouden we geen ingenieurs zijn als we niet naar de grootste dam van Zuid-Amerika waren gaan kijken (qua productie de grootste ter wereld, qua oppervlakte de tweede grootste). Dit bijzonder groot optrekje houdt een 105 km lang stuwmeer tegen en levert op topjaren 14 000 MWu. Dat is 25% van Braziliës volledige vraag en 90% van die van Paraguay, best wel veel dus.

Ihla Santa Catarina


Om ook op het Zuid-Amerikaanse continent nog een tropisch strand te zien te krijgen trokken we via Porto Alegre (waar overigens voor 10 real = kleine 4 euro, het beste buffet aller tijden te vinden is) naar Florianopolis, de uitvalsbasis voor het eiland van de heilige katrien. Na wat rondvragen besloten we dat het dropje Armacao in het kalme zuiden van het eiland het meest geschikt voor ons was. Qua locatie zaten we inderdaad goed, het weer liet de eerst dagen wat te wensen over zodat de tropische stranden tot een minimum beperkt werden. Gelukkig konden ze wel worden vervangen door lange strandwandelingen en het bewonderen van mensen op planken op hoge golven.
Op wandelafstand van ons dorp bevond zich een natuurgebied zoals dat alleen op Braziliaanse eilanden te vinden is (of dat denken we toch). Na een klim over een pad dat nog het meest weg had van de Radja River in Walibi, daalden we af tot aan een verlaten strand, hier en daar een glimp opvangend van een uit de hoogte gezien glanzend meer. Eens beneden leek het meer heel wat minder schitterend maar gelukkig maakte de rest van de omgeving veel goed. De zee was woest maar mooi en het stand en de duinen inderdaad verlaten. Het meest indrukwekkende waren echter de vogels. Een uilachtige die op een paar meter van ons vandaan een hol bleef bewaken en onbekende condorachtigen die boven onze hoofden rondcirkelden om af en toe een duikvlucht te maken.

2 mei 2008

Uruguay

Om de rook in Buenos Aires te vermijden en Tom, een vriend van Erik, te ontmoeten, zetten we koers naar Uruguay. We namen de boot naar Colonia een mooi bewaarde Spaans/Portugese nederzetting die op de lijst staat van het UNESCO werelderfgoed. Vroeger legde de Spaanse kroon strenge handelsbeperkingen op aan Buenos Aires, Colonia is perfect gelegen om naar Buenos Aires te smokkelen en werd door zo ongeveer iedereen die graag smokkelde wel eens veroverd.

In Montevideo ontmoetten we Tom, onze man bij Jan de Nul, die daar een maand in het zand heeft gespeeld, resultaat: een nieuw stuk haven. Zoals onze stedebouwkundige echter terecht opmerkte: helaas in het midden van de stad zonder oog voor latere uitbreiding of ontsluiting. Verder wat musea zonder gids en eentje met een heel lief gidsJE dat traag Spaans sprak zodat we toch wel wat bijleerden. Eten doe je in Montevideo op een soort overdekte markt waar ze bijna letterlijk schijven beest roosteren en op je bord smijten. Best wel lekker, maar niet erg budgetvriendelijk. (naar lokale normen dan toch)

Een tussenstop in Punta del este, het Knokke van Buenos Aires, leverde niet veel op behalve hoogbouw en verlaten stranden. Toch nog het vermelden waard: in de jachthaven lag op de stijger een zeeleeuw een dutje te doen, toch een beetje vreemd vonden wij.

Om de Uruguayaanse kust ook eens vanuit een, letterlijk en figuurlijk, ander standpunt te bekijken trokken we daarna naar Punta del Diablo, een dorpje aan de zee op 40 km van de Braziliaanse grens waar in het laag seizoen (nu dus), helemaal niets te doen is. We genoten er van de rust en bezochten het ene Nationaal Park dat Uruguay rijk is. Helaas bleek het een Nationaal recreatiedomien te zijn en was er dus ook hier niet veel te zien.