Na een rustige dag langs de Otago Rail Trail zetten we koers richting Queenstown, zogezegd het mekka voor reizigers in Nieuw Zeeland maar geen spek naar onze bek. Het zit er overvol met luidruchtige, voornamelijk engelse, toeristen die veel geld spenderen aan skydiven en bungeejumpen en de camping is duur, alles behalve gezellig en je moet bijbetalen voor warm water. Queenstown is echter ook gelegen op een heel mooie locatie aan een meer en is de ideale uitvalsbasis voor een daguistap naar de fjorden in het zuidwesten. We regelen er een bustrip voor de volgende dag.
De bus vertrekt reeds vroeg in de ochtend en doet er 4 uur over om in Milford Sounds te geraken, gelukkig zijn er hier en daar tussenstops want Erik zijn maag is niet erg blij. Eens aangekomen aan de fjord stappen we over op een bootje dat met ons doorheen heel de fjord tot op volle zee vaart, best de moeite. Onderweg zien we zeehonden, een pinguin en watervallen en ervaren we waarom het hier "Schaduwland" wordt genoemd. Het regent hier meer dan 200 dagen per jaar en de hele omgeving is dan ook bijna constant in nevel gehuld. In tegenstelling to wat de naam "sounds" laat vermoeden zijn deze dalen niet uitgesleten door water maar door ijs (scherp in plaats van afgerond).
Qua natuur was het een memorabele dag maar we weten nu ook weer waarom we niet zo van georganiseerde busreizen houden, in een dichte drom achter een gids sjokken is toch niet zo ons ding.